De ecologie bestudeert de dynamiek van de wisselwerking tussen organismen, populaties of levensgemeenschappen en de relaties tussen organismen, populaties, levensgemeenschappen of landschappen en de niet-biologische omgeving. Bij natuurlijk tuinieren ontwerp je een omgeving waarbij je een groot deel van het tuinieren aan de natuur over laat.
Gebruik geen chemische bestrijdingsmiddelen tegen insecten of slakken. Preventie is beter. Richt je tuin zo in en beheer deze, zodat die bezocht wordt door vijanden van de plaagbeesten. Insectenetende vogels zijn bestrijders bij uitstek. Het lieveheersbeestje jaagt op luizen. En de egel voedt zich met slakken. Slakken kun je ook goed weren met koperringen of kopertape. De slak krijgt een lichte schok bij het aanraken van koper.
Veel planten ontstaan spontaan in de tuin omdat zaadjes door de wind in je tuin terecht kwamen, of omdat een vogel deze achterliet. Niet lang geleden noemden we dit onkruid. Meestal zijn het soorten die in de natuurlijke omgeving passen. Het zijn vaak fraaie één- of tweejarige planten die voor insectenbezoek zorgen en geven de tuin een natuurlijk aanzien.
In een natuurlijke situatie treffen we een gelaagdheid in de begroeiing: boomlaag, stuiklaag en een zogenaamde kruidlaag. Onderdeel van deze kruidlaag zijn de bodembedekkers. Deze verhinderen dat de bodem te veel uitdroogt. Bovendien zorgen ze ervoor dat veel zaden van ongewenste planten niet de mogelijkheid krijgen om te kiemen.
Planten worden ingedeeld in drie groepen; de eenjarigen, tweejarigen en vaste planten. Eenjarigen geven het snelst resultaat omdat ze hetzelfde jaar nog bloeien. Voorbeelden hiervan zijn de klaproos, bolderik, korenbloem, kamille, knopkruid en guichelheil. Tweejarigen zoals vingerhoedskruid, teunisbloem, kaardenbol en toortsen zijn allemaal zonliefhebbers en bloeien pas in het tweede jaar na aanplant. Ook vaste planten bloeien niet in het eerste jaar. Vaste wilde planten zijn een belangrijke voedselbron voor hommels (monnikskap, blauwe knoop en saliesoorten) en vlinders (kattenstaart, brem, thijm, marjolein, muurbloem, knautia). Inheemse planten hoeven niet beschermd te worden in de winter. Laat wel een laag van afgevallen blad liggen. Dat beschermd voldoende.
In een natuurlijk aangelegde en onderhouden tuin vinden allerlei dieren vanzelf een plekje. Ze zoeken er voedsel, nestgelegenheid of een beschutte
plek om te overwinteren. 'Ruim niet alles op’ is het motto bij natuurvriendelijk tuinieren. Onder een hoop snoeihout zoeken egels graag een schuilplaats en een
oude rotte boomstronk kan een flatgebouw aan insecten huisvesten.
Een mol is een nuttig dier. Het gangenstelsel dat hij graaft zorgt dat de grond luchtig en goed gedraineerd wordt. De egel is de trots van de natuurvriendelijke tuinder.
Ze bezoeken tuinen met veel schuilhoekjes in de vorm van stronken en takkenwallen. Egels eten wormen, slakken, kikkers, kevers en afgevallen fruit. De egel heeft een groter leefgebied dan jouw tuin alleen. Zorg daarom dat de egels zich vrij kunnen bewegen van de ene naar de andere tuin zonder afscheidingen van gaas. In ons tuinenpark treffen we ook regelmatig rode eekhoorns. De eekhoorn voedt zich met name met plantaardig materiaal als noten en zaden van sparren en pijnbomen. Verder eten ze knoppen, paddenstoelen, stukken boomschors, en soms dierlijk materiaal, als insecten, eieren en zelfs jonge vogels. Ook eten ze aarde om mineralen binnen te krijgen.
Tuinenpark ons buiten is een paradijs voor veel vogels; koolmezen, staartmezen, groene en bonte spechten, vlaamse gaaien, roodborstjes, winterkoninkjes, eksters, goudvinken, goudhaantjes, groenlingen, tjiftjafs, lijsters, duiven. Je treft ze allemaal. De roodborst gaat soms naast je zitten als je aan het spitten bent om –voor ons onzichtbaar- leven uit de grond te pikken.
Wat kun jij doen voor de vogels in ons park?
Amfibieën leven zowel in het water als op het vaste land. Het is voor hen belangrijk dat ze gemakkelijk in en uit het water kunnen komen. Een glooiende rand in de sloot en vijver is een noodzaak. Tot de amfibieën behoren kikkers, padden en salamanders.
Wat kun jij doen voor de amfibieën?
Wist je dat op en in de bovenste 10 cm van een m2 gezonde grond gemiddeld 80 regenwormen, 350 insecten en –larven, 300 duizendpoten, 50 slakken, 50 pissebedden, 1 miljoen aaltjes en 1 miljard bacteriën leven?
Onder de grond gebeurt van alles. De soms nauwelijks met het blote oog waarneembare diertjes breken dood plantaardig en dierlijk materiaal af tot voedingstoffen voor planten. Het dode is de basis voor nieuw leven. Laat daarom in de herfst de uitgebloeide planten staan. Breek ze in het voorjaar af en leg het materiaal plat op de grond. Na een paar jaar is zo’n natuurlijke strooisellaag omgezet tot een vruchtbare humus. Oorwormen zijn nuttig bij natuurvriendelijk tuinieren. Ze eten zowel levende als dode planten en diertjes en... ze jagen op bladluis. Wat kun jij doen voor de oorwormen?
|